Het is een populair kerstkadootje: een amaryllisbol, waar in de weken na kerst stengels met daaraan meerdere, indrukwekkend grote bloemen groeien. Waar komen deze bollen eigenlijk vandaan? Kun je er nog iets mee als ze uitgebloeid zijn? Je leest het in het januarinummer van Gardeners' World.
Zaadjes van je eigen amaryllis zaaien? Lees meer hieronder!
Allereerst heb je een amaryllis nodig waarbij je de stamper en de meeldraden kun zien: een enkelbloemige dus. Er zijn echter ook veel gevuldbloemige amaryllissen: de bloemen bestaan uit veel meer bloemblaadjes, waardoor de geslachtsorganen van de plant niet meer te zien zijn. Vergelijk het met een inheemse roos (enkelbloemig) en de door mensen gecultiveerde roos:
Links: wilde roos (boven), enkelbloemige amaryllis. Rechts: gecultiveerde roos (boven), gevuldbloemige amaryllis
(Noot: aangezien het stuifmeel bij gecultiveerde bloemen niet te bereiken is, zijn deze rozen nutteloos voor onze bestuivers!)
De stamper bestaat uit het vruchtbeginsel (diep in of onder de bloem), de stijl (2, het 'stengeltje' als het ware) en de stempel (1), het uiteinde. In dit geval is het een driedelige stempel, andere bloemen hebben bv. één grote stempel of een gevorkte stempel.
De meeldraad - in deze bloem zie je er 6 (de zesde zit wat verscholen) - bestaat uit een helmdraad (3, het 'stengeltje') en een helmhok (2). Op de helmhokjes zit het stuifmeel.
Het stuifmeel moet op de stempel terecht komen. Op de foto hierboven zie je dat er al wat stuifmeel op zit: de stempel is gelig gekleurd. Het overbrengen van stuifmeel op de stempel gaat doorgaans heel makkelijk. Met een kwastje met donkere haren bijvoorbeeld. De donkere haren zijn handig: zo zie je of je daadwerkelijk stuifmeel op je kwast hebt. Als je te vroeg bent namelijk, zal het nog niet zo makkelijk van het helmhokje komen. Wacht dan een paar dagen.
Je kunt ook voorzichtig met je vinger te werk gaan, of, héél voorzichtig, een meeldraad afknippen en het helmhokje tegen de stempel duwen. De stempel is een beetje plakkerig, dus het stuifmeel blijft dan goed zitten. Op deze manier kun je zelfs meerdere stempels bestuiven.
Let wel op: de stamper moet intact blijven!! Het stuifmeel moet de kans krijgen om via de stijl naar het vruchtbeginsel te gaan. Knip je vroegtijdig de stamper of zelfs de hele bloem weg, dan vindt er geen bevruchting plaats.
Kruisbestuiving is wanneer je stuifmeel van de ene plant op de stempel van een andere plant brengt (dus niet een andere bloem van dezelfde bol!). Het is dan een verrassing hoe de bloem er uiteindelijk uit gaat zien.
Zoals hierboven aangegeven is het belangrijk dat je de bloem aan de plant laat zitten. Indien bevruchting succesvol is, zal het vruchtbeginsel opzwellen. Wellicht zie je in het begin niet wat er bedoeld wordt met het vruchtbeginsel, maar dat zul je dan snel genoeg zien! Terwijl de bloem verwelkt groeit er achter de bloem een dikke 'knop': dit is het opzwellende vruchtbeginsel! Hierin worden de zaadjes gevormd.
Het kan zijn dat bevruchting niet succesvol is. Het vruchtbeginsel blijft dan klein en zal samen met de verwelkte bloem van de steel vallen. Dit hoeft niet te betekenen dat de bloem niet goed is bestoven. Er kan op allerlei plaatsen wat fout zijn gegaan en in het geval van kruisbestuiving kan simpelweg de combi van de 2 planten niet werken.
Foto 1 t/m 3 laat bevruchte zaaddozen zien. Op foto 4 staan niet-bevruchte zaaddozen: ze zijn veel kleiner.
Heb geduld! Zolang de zaaddoos (het opgezwollen vruchtbeginsel) niet uit zichzelf open gaat, laat het dan met rust. Blijf de plant zoals gewoonlijk verzorgen. Uiteindelijk zal de zaaddoos openbarsten. Mijn ervaring is dat dat rustig gaat; de zaadjes liggen echt niet opeens verspreid door je kamer. Zoals je hieronder op de foto's ziet, zijn de zwarte zaden goed zichtbaar als de zaaddoos open is. Je kunt de zaaddoos handmatig verder openmaken. De zwarte, platte zaden zullen er dan heel makkelijk uit vallen.
Ik weet niet hoe lang de zaadjes goed blijven. Je kunt ze meteen zaaien, dus ik zou zeggen, doe dat dan ook :-) Ik gebruikte simpele stek- en zaaigrond, heb de zaadjes ondiep gezaaid en op een warme, lichte plek gezet. Zorg voor een hogere luchtvochtigheid door bijvoorbeeld te zaaien in een minikasje, of door een plastic zakje er omheen te doen. Let er in dat laatste geval wel op dat je goed belucht, want anders gaat het snel schimmelen. Zorg dat de aarde constant vochtig blijft (niet kletsnat). Na niet al te lange tijd komen de eerste groene sprietjes tevoorschijn.
Ze hebben lange tijd, zeker een jaar, in de zaaitray gestaan, maar ik denk dat eerder verpotten een beter idee is! De wortels kwamen namelijk al snel door de gaatjes van de zaaitray en hadden zich in het vloeidoek vastgezet.
Na verpotten hou ik de zaailingen nog steeds in een iets hogere luchtvochtigheid (ik heb ze in een Vitopod staan, de verwarming uit en zonder groeilicht, bij een westraam).
Vragen of suggesties? Laat het me weten!